Graag uw opmerkingen en andere interessante informatie. Bezoek ons Forum.
Op 12 mei 1942, in volle oorlogstijd, zag Alfred Bervoets het levenslicht in Burcht, recht tegenover een vernielde kerk. Een dramatisch begin van wat later een uitzonderlijk artistiek talent zou blijken.
Vader Frans was ploegbaas in de haven van Antwerpen en formeerde elke dag voor dag en dauw zijn ploeg dokwerkers. Hij was een sociaal bewogen man. Bij tijd en stond stak hij zijn linkse levensvisie niet onder stoelen of banken
De opvoeding van kleine Fred kwam grotendeels op de schouders van moeder Josephine Van Biesen terecht. Ze was een bezorgde moeder die soms ook autoritair uit de hoek kon komen. Fysiek en emotioneel zou Fred meer op zijn moeder gaan lijken. De oorlogsomstandigheden dwongen de ouders om Fred in 1944 voor enkele maanden naar familieleden in het Oost-Vlaamse Poeke te sturen - tot het gevaar van de vliegende bommen geweken was.
De oorlog, en vooral de desastreuze gevolgen voor de gewone man, zou later in zijn werken nog een prominente plaats krijgen. – denk maar aan de grote ets over de klokkenroof in 1942, waar hij veel had horen over praten door zijn omgeving.
Fred ging naar de Broedersschool, recht tegenover zijn thuis, en deed er zowel 3 jaar Middelbaar als 6 jaar lager onderwijs. Zijn resultaten mochten best gezien worden. Moeder gaf hem ook apart lesgeld mee om een cursus machineschrift te volgen, maar resultaten kon hij niet voorleggen want die centen gingen rechtstreeks naar zijn grote passie: schilderen. Hij was een belangrijke klant bij de plaatselijke drukker Reyn, die ook koster was, en in zijn winkel ook teken- en schildergerief verkocht.
De teken- en schildermicrobe had hij opgedaan bij een familielid, Georges Potters, wiens voorbeeld hij navolgde en aanvankelijk postkaarten en almanakafbeeldingen kopieerde. Toen zijn grote voorbeeld stopte en hem al zijn schildersmateriaal schonk, was het hek van de dam. Hij zocht naar een ruimte om ongestoord te schilderen en vond dit uiteindelijk in een leegstaand schrijnwerkersatelier pal naast de deur, recht tegenover de kerk.
Inspiratie vond hij in de dorpsomgeving en de mensen om hem heen. Als misdienaar observeerde hij het interieur van de kerk: de gewaden, het vaatwerk en de kruisweg van De Beule fascineerden hem. Vanuit de toren had hij, ondanks zijn hoogtevrees, een panoramisch zicht op de omgeving. Hij trad toe tot de plaatselijjke Tulpinck schilderskring (opgericht in 1954), als jongste lid, waar men al vlug zijn talenten herkende. Hij schilderde in die tijd ook zijn eerste portretten waaronder dat van een jeugdvriendin, Maria Claes.
Zijn ouders stonden eerder kritisch tegenover zijn plannen om verder te studeren aan de academie in Antwerpen. Vader had via een natiebaas, die de kunstschilder Paul Joostens ondersteunde, vernomen hoe marginaal een artiestenleven er kon uitzien. Toch trok Fred met een aantal werken op de rug gebonden per fiets over de dijk naar de academie. Daar werd hij onmiddellijk aangenomen omdat men een uitzonderlijk talent bespeurde. Zijn ouders waren uiteindelijk overstag gegaan toen hij beloofde zich in te schrijven in de richting publiciteitstekenen. In werkelijkheid begon hij in de richting anatomie.
Zijn belevenissen aan de academie verdienen een uitgebreider hoofdstuk, maar we kunnen volstaan met de vaststelling dat hij in oktober 1957 als 15-jarige aan de academie begon, en de zesjarige cyclus in amper 3 jaar voleindigde omdat hij door zijn prestaties regelmatig een jaar mocht overslaan.
Het feit dat hij in 1963 de Camille Huysmansprijs won, spreekt boekdelen en bezorgde hem ook in eigen dorp eeuwige roem. Zijn verdere carrière verdient, zoals gezegd, een uitgebreider artikel dan dit portretje.
Fred verloochende zijn Burchtse en arbeidersroots nooit, ook niet nadat hij na zijn studies in Antwerpen was gaan wonen. Nog steeds duiken in zijn werken regelmatig sporen op die verwijzen naar zijn Burchtse roots: gebeurtenissen uit zijn jeugd, mensen die hij gekend heeft.
Hij had met zijn vader ook de passie voor het boogschieten gemeen. Meer nog dan een volkse hobby was boogschieten in kunstkringen vanaf 1948 ook een filosofische strekking geworden. In dat jaar publiceerde de Duitse filosoof Herrigel het boek ‘Zen en de kunst van het boogschieten’. Hierin werd onder meer aangetoond dat de mentale instelling die bij de techniek van het boogschieten hoort, ook alle andere zintuigen scherpt, de geest leeg maakt en meer ontvankelijk maakt voor nieuwe ideeën. Tot de dag van vandaag is Fred dan ook een fervent schutter op de staande wip.
Toen zijn moeder jaren geleden haar laatste maanden in RVT Herleving (nu Craeyenhof) doorbracht, kwam hij regelmatig op bezoek. Af en toe kan men hem ook nu nog in Burcht zien kuieren, mijmerend over wat hem in dit kleine Scheldedorp op weg zette en zijn grenzen verruimde tot wereldproporties.
Ooit hield hij zijn studenten voor: ‘Kunst mag niet uit de boekskes komen – ga op zoek naar jullie roots en gebruik het in jullie werken.’ Hij heeft dit motto zelf nooit uit het oog verloren.
Nu hij de kaap van 80 heeft gerond, wensen we hem nog vele jaren, als kunstenaar en ereburger van Burcht en Zwijndrecht.
Kahlil Gibran parafraserend die stelde dat ’een kind de pijl vormt die door de boog van de ouders worden weggeschoten, maar hun eigen baan kiezen naar hun eigen doel’ – kunnen we niet anders dan besluiten dat Fred de hoofdvogel heeft afgeschoten en de afspraak met de geschiedenis niet heeft gemist.
Tekst: Robert Embrecht.
Bronnen:
- Bervoets Burchtse jaren, catalogus tentoonstelling gemeentebestuur Zwijndrecht.
- Wip Wip Hoera: Fred Bervoets en zijn favoriete hobby, krantenartikel.
- Boogschieten – Fred Bervoets door Dirk Vermeirre.