Graag uw opmerkingen en andere interessante informatie. Bezoek ons Forum.
We tasten in het duister omtrent de bouw van een eerste kerk in Zwijndrecht. Vermoedelijk werd de kerk gesticht door volgelingen van de H. Amandus (625-675) zoals dat ook het geval was in Burcht. Dit vermoeden wordt versterkt door het feit dat de kerk tot het midden van de 17de eeuw werd omschreven als H. Amanduskerk. Pas in 1681 duikt voor het eerst de naam Heilig Kruiskerk op. Het waarom van deze naamsverandering is niet bekend. Het lijkt onwaarschijnlijk dat de schenking van een reliek van het H. Kruis aan de oorsprong zou liggen, want er was alvast een altaar toegewijd aan het H. Kruis voor 1681.
Vermoedelijk werd in de loop van de 12de eeuw de houten kerk vervangen door een stenen exemplaar in romaanse stijl. Enkele elementen van deze romaanse kerk bleven bewaard: sporen van 2 kleine rondbogige vensters en een dicht gemetste deur in de zuidelijke arm van de kruisbeuk (zijde van het dorp), die zelf is opgetrokken in Doornikse hardsteen in een onregelmatig verband. Ook het onderste deel van de kruisingstoren is in diezelfde hardsteen opgetrokken.
De kerk telde wellicht 3 beuken, mogelijk iets korter dan de huidige kerk.
In de 14de eeuw werd een verbouwing uitgevoerd. De kerktoren werd verder opgetrokken in Brabantse hardsteen met spitsboog galmgaten en de kleine ramen in de kruisbeuk werden vervangen door grote spitsboogvensters. Eenzelfde spitsboogvenster werd ook aan de westzijde van de kerk (voorzijde) opgericht.
In het begin van de 16de eeuw werd het oude romaanse koor afgebroken en vervangen door een laat gotisch koor opgetrokken in Ledische zandsteen. Het koor bestond uit 3 traveeën. Kunsthistorici situeren deze verbouwing omstreeks 1525. Dit is enige tijd later dan het Burchtse koor (einde 15de eeuw), maar zoals in Burcht steekt het koor uit boven het middenschip.
Meer dan waarschijnlijk werd de kerk zwaar getroffen door de toenmalige oorlogsellende in 1583-1585. Een bijzondere taks op de verkoop van bier en wijn werd geheven om vanaf 1587 de kerk te herstellen. Deze herstellingen waren al flink gevorderd toen een hevige storm einde maart 1606 de noordzijde van de kerk vernielde. Een omschrijving van de kerk uit 1611 toont aan dat de schade nog goed zichtbaar was. De kerk was weliswaar opnieuw gewijd in 1607 en vijf altaren waren klaar om gewijd te worden. Het koor was nog steeds bedekt met stro, maar de toren en het middenschip waren voorzien van schalies of dakpannen. Het was zeer vochtig in de sacristie. Men beschikte over één biechtstoel, maar voor de rest waren er weinig of geen versieringen of beelden in de kerk aanwezig. De nodige cultusvoorwerpen waren aanwezig maar zeer beperkt.
Nadat het kerkbestuur een proces had gewonnen tegen de tiendheffer, het Onze-Lieve-Vrouwkapittel van Doornik, over de financiële kosten werd het herstel voltooid in de periode 1625 en 1630. Hierbij werd ook de zuidelijke zijde van de kerk onder handen genomen. Een datumsteen (1629) is nog steeds zichtbaar.
Hierna breekt een periode aan waarin vooral de verfraaiing van de kerk centraal staat met de oprichting van een nieuwe preekstoel in 1642 en de bouw van een nieuw hoogaltaar toegewijd aan de verering van het H. Kruis (1661-1664).
Tijdens de 18de eeuw worden enkele voorname werken uitgevoerd. In 1711 worden de midden- en de zijbeuken opnieuw gewelfd. Twintig jaar later werd de noordelijke zijbeuk volledig herbouwd. De kerk kreeg een nieuwe toegangsdeur in 1745. Deze deur is nu nog zichtbaar, want ze werd bij de grote verbouwing van 1927-1929 verplaatst naar de nieuwe middenbeuk. Een inscriptie vermeldt de oprichtingsdatum. Deze werkzaamheden in de 18de eeuw werden afgerond met de bouw van een nieuwe sacristie in 1765 aan de zuidzijde van de kerk.
De H. Kruiskerk was een eerder kleine kerk met een totale breedte van 14 meter aan de buitenzijde. De lengte, inclusief dwarsbeuk bedroeg 27 meter. Het koor was 6,6 meter breed en 15,7 meter lang. De kerk telde 3 beuken gevat onder één dak. De middenbeuk had een breedte van 6 meter en de zijbeuken waren 3,3 meter breed. De muren van het koor waren 11 meter hoog, terwijl de hoogte met dak 17 meter bedroeg. Het koordak stak 5 meter uit boven de nederkerk. De hoogte van de zijbeuken bedroeg 6,5 meter.
De Koninklijke Commissie voor Monumenten en Natuurschoon wees de architect erop dat de zuidelijke zijbeuk ‘schilderachtig’ was. Dit werd bekrachtigd in november 1925 toen de midden- en zijbeuk van de kerk werd erkend als monument derde klasse. Snel daarna werd het plan van de vergroting goedgekeurd. Het voorontwerp van architect Sel behield de oude kerk. Enkel de noordelijke zijbeuk werd afgebroken. Aan de oude midden- en zuidelijke zijbeuk werd een nieuwe ruime middenbeuk en zijbeuk gebouwd. De kerk werd zo gevoelig verbreed.
De kerkfabriek keurde in maart 1926 het definitieve ontwerp goed. De kosten werden geraamd op bijna 650.000 frank, inclusief de restauratie van het oude kerkgedeelte.
Een devaluatie en de beperkte financiële middelen van de kerkfabriek gooiden roet in het eten, maar niet voor lang. De kerkfabriek organiseerde een Vlaamse kermis die iets meer dan 45.000 frank opleverde. Men verkocht twee renten en een stuk grond, maar een fondsenwerving bij de parochianen en elders bracht 171.000 frank bijeen.
Uiteindelijk werd de verbouwing verdeeld over 3 loten om de financiële last te verdelen. Lot 1 omvatte de bouw van een nieuwe midden- en zijbeuk. Lot 2 voorzag de bouw van 2 zijkapellen, terwijl lot 3 de restauratie van de oude kerk zou bevatten.
Maar om kosten te besparen werden de loten 1 en 2 samen aanbesteed op 11 mei 1927 voor 711.000 frank. Dat was meer dan geraamd, maar men zocht en vond een oplossing. Het enthousiasme was zeer groot, want zonder het Koninklijk Besluit (september 1927) af te wachten, werden de werken reeds aangevat. Ze werden voltooid in mei 1929.
Omwille van bouwkundige redenen wou men snel werk maken van de uitvoering van lot 3. De kerkfabriek zocht de nodige financiële middelen bijeen, maar de administratie wou een nieuw Koninklijk Besluit laten uitvaardigen waarbij deze herstellingswerken aan de ‘oude’ kerk werden goedgekeurd en betoelaagd. Maar opnieuw lapte men dit uitstel aan zijn laars. Men begon aan de werken die op 30 mei 1929 waren voltooid, terwijl het noodzakelijke Koninklijk Besluit pas eind april was gepubliceerd. Alles bleef zonder gevolg, al moest men wachten tot in 1930 vooraleer alle toelagen waren gestort.
De uiteindelijke kostprijs van de loten 1 en 2 bedroeg iets meer dan 720.000 frank. Ook lot 3 had af te rekenen met een meerprijs en werd afgeklopt op iets meer dan 170.000 frank.
Met de nodige plechtstatigheid werd de nieuwe kerk gewijd door de Gentse bisschop Coppieters op 13 augustus 1929.
Tijdens deze vergrotingswerken werd de breedte van de oude middenbeuk en oude zijbeuk (6 meter) overgenomen in de nieuwe breedte van de noordelijke zijbeuk. De middenbeuk kreeg een breedte die daarmee in verhouding stond: 9 meter. Het oude koor werd in de lengte en breedte gekopieerd zodanig dat een dubbelkoor ontstond. In tegenstelling tot de verbouwde Sint-Martinuskerk bleef in Zwijndrecht een groot deel van oude gedeelte van de H. Kruiskerk bewaard. Ook hier werd het uiteindelijk doel om meer gelovigen in de kerk op te vangen gerealiseerd. De nederkerk kreeg een oppervlakte van 552 m2 of een toename van 87%.
Na deze verbouwing werd de kerk verfraaid met een altaar ter ere van de H. Theresia van het kindje Jezus (1931), een nieuwe biechtstoel (1931), een nieuwe klok (1932), een vernieuwd kerkorgel (1936) en tenslotte 4 nieuwe glasramen (1936) die werden geplaatst zonder de toelating van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen af te wachten. De Commissie gaf een negatief advies, maar dit bleef zonder gevolg.
De H. Kruiskerk werd beschermd als monument op 30 mei 1936. Dit was waarschijnlijk een gevolg van de oudere erkenning uit 1925, want er zijn geen sporen dat daarvoor bijzondere inspanningen werden geleverd. Het zou nu meer dan 150 jaar duren vooraleer nieuwe, grote en ingrijpende veranderingen zouden gebeuren. In 1863 dook voor de eerste maal het idee op om de kerk te vergroten. Maar het zou duren tot na 1923 voor deze plannen steeds concreter werden. Door de grenswijzigingen van dat jaar beschikte de gemeente over heel wat financiële middelen. Alvast de gemeente zou zijn bijdrage kunnen betalen.
De kerk werd beschadigd door de beschieting van 19 mei 1940. Het herstel werd op eigen kosten gerealiseerd. De V-bom die op 26 december 1944 de dorpskom teisterde, richtte ook schade aan. De herstellingswerken aan het gebouw werden in het late najaar van 1947 uitgevoerd voor een bedrag van bijna 100.000 frank. De vervanging van 5 glasramen liet iets langer op zich wachten, maar zij werden in oktober 1949 geplaatst.
De kerk werd grondig hersteld en gerestaureerd vanaf 1973. Er deed zich een ernstig probleem voor toen werd vastgesteld dat de dakspanten van het bijgebouwde gedeelte waren aangetast door huisboktor, een keversoort. De werken werden stilgelegd (februari 1975). Dit had te maken met het feit dat de kerk ondertussen volledig als monument werd beschermd (Koninklijk Besluit, 9 juni 1976), ditmaal wel op verzoek van de kerkfabriek. Het ganse herstellingsdossier moest worden herbekeken. Dit werd pas in 1981 afgerond, waardoor het volledige dossier pas was afgewerkt in december 1982.
Tekst: Dirk Verelst
Bron: D. Verelst, Geschiedenis van Zwijndrecht en Burcht, 1993, deel 2, blz. 372-430.